In Haarlem hadden we veel grond bij ons huis, zeker voor stadse begrippen: 650 vierkante meter. Daar hadden we een moestuintje en ook al aardig wat fruitbomen. Het begon met de Japanse kweepeer (een Chaenomeles leerde ik later) die er al stond en waar we in het begin – in zalige onwetendheid verkerend – niets mee deden. Maar toen we eenmaal hadden ontdekt dat je van die keiharde vruchtjes een heerlijk snoepachtig goedje kunt maken dat perfect past bij een kaasplankje, groeide de liefde voor zelfgekweekt fruit. Wat aardbeienplantjes op het terras, de verwilderde bramen bij de schuur gefatsoeneerd, een kruisbes in de achtertuin en een abrikozenboompje dat na drie seizoenen zowaar een flinke oogst gaf. We plantten ook een appelboom, maar voordat die vrucht gaf, besloten we te gaan verhuizen. Naar een plek met meer rust en meer ruimte, niet alleen voor de vintage maar ook voor meer kweek uit eigen tuin.
Die ruimte vonden we op de Veluwe: een groot huis met een nog veel grotere tuin: 1,2 hectare. Wel in het bos, dus ongebreideld aanplanten konden we niet. Toch was er in het begin ruimte genoeg, vooral in de voortuin – groter dan ons hele Haarlemse perceel. Tussen de dennen plantten we het eerste jaar al een kwee (Cydonia oblonga) en een mispel. Vijf jaar later zijn die uitgegroeid tot mooie adolescenten die beide al een paar keer overvloedig vrucht gaven. Van de kwee maakte ik weer dat snoepachtige goedje, dat in Spaanstalige landen dulce de membrillo wordt genoemd. Met de mispels probeerde ik al van alles, maar tot nu toe niet met bevredigend resultaat. Dus als u daar een hemeltergend lekkere suggestie voor hebt, houd ik me aanbevolen. Afgelopen herfst heb ik – shame on me – de vruchten zelfs laten hangen. Komend najaar beter hopelijk… Wie helpt me aan een goed recept?
De mispel gedijt tussen de dennen, net als de keramieken jaguar uit onze shop